Skip links

Vlaai en Verleiding

Afgelopen weekend gingen mijn vrouw en ik er even lekker tussenuit. Maastricht. Logeren in een B&B. Bourgondisch genieten. Ik had van tevoren al besloten: dit weekend eet ik weer even normaal. Niet omdat ik dat nou zó gemist had, maar omdat de B&B geen koelkast had. En drie keer per dag biefstuk eten is alleen haalbaar als je een kleine erfenis achter de hand hebt.

Dus ik had m’n carnivoorcoach ingelicht, wat strategisch schuldgevoel opgebouwd (‘ik beloof voorzichtig te doen met de koolhydraten’) en daarna mijn Tupperware zonder gekookte eieren symbolisch in de vaatwasser gemikt. Ik was er klaar voor. Of nou ja… dat dacht ik.

Wat volgde was drie dagen culinair carnaval en mentale chaos.

De eerste dag begon ik met een croissant. Het was hemels. Zo’n knapperige, warme, boterige zonde waar mijn tanden zachtjes in wegzakten terwijl ik dacht: Waarom ook alweer niet? Lekker met roomboter en verse aardbeienjam. Maar nog voor ik kon nagenieten, stond mijn brein alweer in de rij bij de volgende bakker. Ik kreeg honger. Alsof de hongerige wolf wakker werd wiens honger alleen kan worden gestild met zuurdesembrood, ravioli, friet met truffelmayo en een flinke portie tiramisu om het af te leren.

En ik at het allemaal.

Eerlijk: het was lekker. En gezellig. M’n vrouw had eindelijk een partner die niet bij elk restaurantbezoek vroeg: ‘Hebben jullie ook, zeg maar alleen de tournedos, zonder bijgerechten, zonder saus, zonder leven?’

Op dag twee begon de ellende. Ik werd opgeblazen wakker, kreeg jeuk in m’n ogen, liep winderig door de stad alsof ik een onzichtbare tuba meesleepte en was binnen een uur alweer obsessief aan het nadenken over waar we zouden gaan lunchen, dineren, snacken. Alsof op zondagavond iemand de snoeptafel definitief zou afpakken.

Ik was weer een junkie. Een gezellige, losgeslagen, romantische junkie. Met vlaai.

Mijn vrouw genoot in eerste instantie zichtbaar van mijn tijdelijke transformatie tot normale man. Maar ze keek wel wat bezorgd toen ik voor de derde keer vroeg of we toch nog even langs die ene zaak konden voor een ‘klein kaasplankje’ – om het af te leren, zeg maar.

En haar bezorgdheid ging niet alleen om het eten zelf. Ik was er met mijn hoofd ook niet meer helemaal bij. In gedachten was ik alleen maar aan het rekenen: Als ik nu pasta eet, en vanavond alleen soep, dan is het gemiddeld best oké, toch? Of mag ik dan geen toetje? Of wél, maar dan morgenochtend geen ontbijt? Er zat meer wiskunde in mijn maaltijden dan in mijn middelbare schooltijd. En spoiler: ik ben gezakt voor koolhydratenkunde.

Ik dacht aan eten voor het eten. Tijdens het eten. Na het eten. Bij de uitgang van een restaurant was ik al bezig met de volgende menukaart. Alsof mijn interne voedselsirene op code rood stond: NU ETEN VOOR HET TE LAAT IS.

En nu ben ik weer thuis. Terug in mijn vleesgeoriënteerde bestaan. Terug naar carnivoor. Mijn darmen brommen alsof ze ruzie hebben met m’n ziel. Ik ben winderig, chagrijnig en permanent in gevecht met mijn innerlijke broodliefhebber. Ketose voelt nog als een verre droom, en de botershots smaken momenteel vooral naar straf.

Was het het waard?

Ja.

Nou, misschien.

Voor even.

Maar voorlopig boek ik geen weekendjes weg meer.

Tenzij ik een koelbox meeneem. Of een draagbare rookoven. Of een echt heel begripvolle B&B-eigenares met een passie voor rundvlees.