Olympische Spelen vanaf de Bank
Er zijn momenten in het leven waarop ik mezelf zie schitteren in sportieve grootheid. Op de fiets als een jonge Eddy Merckx, mijn benen malend als een Zwitsers uurwerk, terwijl ik moeiteloos de Mont Ventoux beklim. Of als Michael Jordan in een bomvolle NBA-arena, zwetend charisma uitstralend, terwijl ik met een driepunter in de laatste seconden scoor. En dan open ik mijn ogen, pak een hand chips uit de zak op mijn schoot en denk: Ach, dromen mag, toch?
Sportdocumentaires zijn mijn favoriete genre. Zet mij neer met een Netflix-abonnement, een deken, en een assortiment snacks, en ik ben in mijn element. The Last Dance? Gezien, besproken, en opnieuw bekeken. De Tour de France? Ik weet alles van het peloton, het nut van bidons, en zelfs hoe je een kopgroep vormt. Documentaires over marathonlopers? Ik voel hun pijn terwijl ik een extra koekje neem.
Ik kijk naar die atleten met een mengeling van bewondering en jaloezie. Hoe krijgen ze het voor elkaar? Hun dagen bestaan uit trainen, eten, slapen en weer trainen. Mijn dagen bestaan uit denken aan sporten, een wandeling naar de koelkast, en heel soms een avondje sportschool waar ik een kwartier op de crosstrainer doorbreng om vervolgens volledig afgepeigerd naar huis te gaan.
Maar dan is er dat stemmetje in mijn hoofd. Dat kleine, irritante stemmetje dat fluistert: Als je je leven opnieuw zou mogen doen, wie weet… Misschien had ik wel een wielertalent kunnen worden, een sprinter op de baan of zelfs een triatleet. Misschien was ik nu wel degene waar documentaires over werden gemaakt. Misschien had ik niet met een zak chips naar Icarus gekeken, maar met een medaille om mijn nek.
Realistisch gezien weet ik dat dit onzin is. Mijn liefde voor sport is passief, niet actief. Ik ben meer een supporter dan een deelnemer. Ik weet ook dat mijn huidige levensstijl – inclusief mijn onwrikbare relatie met comfortfood – niet bepaald de ideale voedingsbodem is voor een sportieve transformatie. En eerlijk gezegd: ik hou van de bank. Het is mijn arena, mijn finishlijn, mijn thuisbasis.
Toch voel ik, ergens diep van binnen, een klein vonkje van inspiratie wanneer ik naar die sportdocumentaires kijk. Niet dat ik meteen mijn fiets uit de schuur haal of me inschrijf voor een halve marathon, maar het idee dat mensen in staat zijn om het onmogelijke te bereiken – dat vind ik mooi. Ik denk niet dat ik ooit een Tour de France zal rijden of een basketbalcarrière zal nastreven, maar misschien… misschien ga ik dat kwartiertje op de crosstrainer toch eens uitbouwen naar een half uur.
Tot die tijd blijf ik trouw aan mijn eigen sport: couch coaching. Want eerlijk is eerlijk: iemand moet die atleten aanmoedigen, toch? En als ik dat met een hand chips in de lucht kan doen, dan is dat mijn bijdrage aan de sportieve wereld. Iedere sportheld heeft een supporter nodig – en ik ben de allerbeste in mijn vakgebied.