McDonald’s
Er gebeurt iets vreemds. Laatst reed ik langs de gouden bogen van McDonald’s – mijn oude vertrouwde McDonald’s – en voor het eerst voelde ik… niks. Geen hunkering naar een Big Mac, geen dwangmatige drive-thru-plannen, zelfs geen flauwe vreetlust voor die ene overheerlijke frietsaus, waar ik dan meestal ook nog een tube van mee naar huis neem. Nee, ik was compleet… kalm.
Het is sinds ik Ozempic gebruik, het wondermiddel dat begint te werken. Voor degenen die niet bekend zijn met deze magische prik, Ozempic is een medicijn bedoeld om je bloedsuikerspiegel te reguleren, maar het heeft een bijwerking die het bijna als een superkracht laat voelen: het dempt je eetlust, maakt je innerlijke food critic even stil, en laat je eindelijk eens rustig naar een appel kijken zonder te denken dat je bedrogen wordt. Tot voor kort had ik het gevoel dat eten en ik verwikkeld waren in een eeuwig drama. Maar nu? Het is alsof ik ineens de hoofdrol speel in een heel ander script.
De euforie was echter van korte duur. Want blijkbaar had mijn hersenpan voedsel gebruikt als een soort barricade tegen alle andere ongemakken in het leven. Nu die hunkering naar comfortfood is verdwenen, staan mijn angsten en irritaties ineens ongeduldig te dringen op de voorgrond.
Neem bijvoorbeeld mijn ochtendroutine. Zonder mijn gebruikelijke obsessie met “Wat eten we voor ontbijt?” (en lunch, en diner, en alle snacks daartussen), blijft er genoeg ruimte over voor gedachten die ik vroeger net zo lang probeerde te verdringen totdat ik een hamburger in mijn hand had. Dat klinkt misschien makkelijk, maar in de praktijk blijkt het lastiger. Nu is er plots tijd en mentale ruimte voor vragen als: “Wat doe ik eigenlijk met mijn leven?” en “Zitten er over een jaar wel mensen in de zaal bij mijn cabaretvoorstelling?” of zelfs: “Mijn schoonmoeder zal het toch niet erg vinden dat ik haar soms een beetje plaag in mijn columns?”
Waar ik vroeger met een tevreden, besmeurd gezicht wegkwijnde in een McDonald’s, doemt er nu bij elk rood stoplicht een ongemakkelijke stilte op, gevuld met vragen die ik niet zomaar met een Oreo McFlurry kan dempen. Mijn gedachten lijken het ineens heerlijk te vinden om zonder enige terughoudendheid boven te komen, als een soort psychologische whack-a-mole. Vroeger kon ik zulke hersenspinsels moeiteloos dempen met een royale portie kipnuggets; nu sta ik met lege handen (en een lege maag) en voelt het bijna als… tja, werk.
Het toppunt van deze innerlijke chaos kwam vorige week toen ik besloot naar de supermarkt te gaan zonder een uitgesproken plan voor wat ik zou kopen. Zonder mijn gebruikelijke lijst van “belangrijke comfort food-items” was het een hallucinante ervaring. Alsof ik zonder kompas in onbekend terrein was gedropt. Ik liep heen en weer door de gangpaden, en keek naar broccoli en paprika’s met een soort wanhopige nieuwsgierigheid die bijna aandoenlijk was.
Die leegte, die stilte in mijn hoofd die niet door eten gevuld wordt, is zowel een zegen als een vloek. Want terwijl Ozempic me verlost heeft van mijn fastfoodverslaving, is het alsof er iets veel diepers nu in de wachtrij staat. Mijn hersenen zijn als een winkelwagentje, en in plaats van snacks staan daar nu mijn fobieën en irritaties opgestapeld.
Dus ja, ik ben eindelijk bevrijd van de gouden bogen, maar in ruil daarvoor sta ik nu oog in oog met vragen die geen enkele burger kan beantwoorden. Misschien is het tijd voor een nieuwe strategie. Mediteren, therapeutische wandelingen… of misschien gewoon wat meer groenten in mijn dieet opnemen. En wie weet, misschien, misschien ga ik ooit die emotionele leegte opvullen zonder naar de dichtstbijzijnde McDonald’s te rijden – of in paniek een zak chips open te rukken in het diepst van de nacht.
Tot die tijd blijft het oefenen: in plaats van te verlangen naar eten, gewoon af en toe ademen.