De ademhaling van een hongerige wolf
Daar lag ik weer. Op mijn rug, ogen dicht, in een ruimte vol mensen die allemaal klonken alsof ze net een marathon hadden gelopen zonder training. Verbonden ademen. Voor de derde keer. Want ja, als je ergens twee keer doorheen bent gegaan en het voelde alsof je op het randje van een zenuwinzinking balanceerde, dan denk je natuurlijk: laten we dat nog eens doen!
Het begint allemaal zo vredig. Diepe ademhalingen, ontspanning, een beetje tintelingen in mijn handen. Maar dan, alsof iemand een innerlijke oerknop indrukt, komt het weer opzetten: een overweldigende, allesverterende drang om te eten. Niet een beetje trek. Nee, een rauw, primitief, bijna angstaanjagend verlangen naar voedsel. Alsof mijn overlevingsinstinct paniekerig op een rode knop ramt en schreeuwt: “ETEN! NU! ANDERS GA JE DOOD!”
Ik weet niet wat het is. Maar het is alsof er een deel van mij plotseling in een Middeleeuwse hongersnood leeft en nu, nu, nu een complete bakkerij naar binnen moet werken. Ik moet mezelf met alle kracht tegenhouden om niet op te staan, de deur uit te rennen en me als een woeste grizzlybeer op de dichtstbijzijnde supermarkt te storten. Mijn brein schreeuwt: “Ergens is er voedsel en jij hoort daar NU te zijn!” Mijn lichaam voelt het ook. Het wil bewegen, rennen, schrokken. Het is een wonder dat ik niet in een vlaag van hysterie een ademcoach bij zijn kraag heb gegrepen en gevraagd heb of hij misschien een croissantje in zijn zak heeft.
Maar ik blijf liggen. Ik bijt op mijn denkbeeldige hongerige lip. En na wat voelt als een eeuwigheid – maar waarschijnlijk maar een minuut of tien is – begint het langzaam af te nemen. De paniek zakt. De stem in mijn hoofd wordt een beetje minder dramatisch. “Oké… misschien ga je toch niet dood.”
En daarna… daarna voel ik me eigenlijk best wel goed. Alsof ik een innerlijke draak recht in de ogen heb gekeken en niet verbrand ben. Maar de vraag blijft hangen: wat in hemelsnaam is dit? Waarom transformeert mijn zenuwstelsel zich in dat van een uitgehongerde holbewoner zodra ik lig te ademen? En moet ik hier iets mee? Moet ik dit blijven doen, verder graven, ontdekken waarom dit gebeurt? Of is dit een waarschuwing van mijn onderbewustzijn: “Doe dit nog een keer en we slepen je de McDonald’s in”?
Ik ben inmiddels een paar dagen verder en merk dat de ervaring blijft nazinderen. Er is iets in mij aangeraakt wat blijkbaar diep begraven lag. Een mechanisme dat meteen overschakelt naar eten als overlevingsstrategie. Misschien is het iets fysieks, misschien iets emotioneels. Of misschien is het gewoon mijn oerbrein dat denkt dat elke intense ervaring een goed excuus is om een dubbele maaltijd naar binnen te schuiven.
Wat ik wel weet, is dat het me niet loslaat. Dat het me fascineert, intrigeert, maar ook beangstigt. Wil ik echt ontdekken wat er nog meer ligt te wachten, diep in mijn onderbewustzijn? Ben ik klaar om de confrontatie aan te gaan met wat er schuilgaat achter die honger? Of houd ik het liever bij oppervlakkige ademhalingsoefeningen en een geruststellende reep chocola achter de hand?
Voorlopig blijf ik maar doorgaan met ademen en observeren. En wie weet, misschien kom ik er ooit achter waarom ik in een verbonden ademhaling zo wanhopig op zoek ga naar voedsel. Maar voor nu houd ik het bij een kop thee en een nuchtere blik op mezelf. Geen paniek, geen vluchtgedrag—gewoon ademhalen. Voor zolang dat lukt, tenminste.