Skip links

Carnivoor dieet

“Ik zeg het je, dit gaat je leven veranderen.”

Stef van de Vin heeft een stem als een warme zomeravond met een goed glas wijn—als ik dat nog zou drinken, tenminste. Ik spreek hem pas twee keer telefonisch, maar het voelt alsof ik hem al jaren ken. Hij heeft niet die betweterige toon van iemand die je komt vertellen dat je alles fout doet. Nee, Stef heeft iets aanstekelijks. Een energie waardoor ik bijna vanzelf al mijn koolhydraten het raam uit wil gooien.

Hij weet waar hij het over heeft. “Ik heb álles geprobeerd,” zegt hij. “Paleo, keto, vasten, sapkuren – ja, zelfs een maand vegan. En ik kan je vertellen: dat werd ‘m niet.” Hij lacht. “Maar carnivoor… man, dat is next level.”

Zijn enthousiasme werkt. Ik wil geloven dat dit dé oplossing is. Na zes maanden Ozempic, een weegschaal die amper beweegt en een obesitaskliniek die vooral anorexia veroorzaakt in mijn portemonnee, ben ik wel toe aan iets nieuws.

De frustratie zit diep. Ozempic zou mijn redding moeten zijn, maar na een half jaar sta ik er nog steeds bij alsof ik in een slechte aflevering van Help, mijn hormonen werken niet! zit. Mijn dosis moet eigenlijk omhoog, maar dat betekent dat de maandelijkse kosten verdubbelen. En dan de obesitaskliniek zelf nog… Die willen doodleuk nog eens €500 voor een halfjaar begeleiding. Ik vraag me serieus af of ze daarvoor gewoon een Excel-bestand met generieke adviezen kopiëren en mijn naam erboven plakken. Misschien krijg ik bij het premium pakket zelfs een keer een emoji terug in een WhatsApp-gesprek.

Dus ja, toen Stef met zijn aanstekelijke energie begon over het carnivoor dieet, werd ik gegrepen. Geen suikers, geen koolhydraten, alleen vlees en eieren. “Je gaat je zo goed voelen,” belooft hij. “Scherp, energiek, geen cravings meer. Echt, je lijf gaat zeggen: ‘Díť is wat we nodig hebben!’”

Mijn vrouw kijkt sceptisch toe. “Carnivoor? Dus… helemaal geen groenten meer? Alleen maar vlees?” Ze klinkt alsof ik heb aangekondigd dat ik voortaan op een dieet van boomschors en steenkool leef.

“Denk je echt dat je dat volhoudt?”

Ik weet het niet. Maar ik weet ook: als ik nog één keer in de val trap van “een beetje rijst kan wel” of “fruit is toch gezond?” en vervolgens weer een maand langer suikerverslaafd ben, word ik gek. Mijn lichaam en koolhydraten hebben een giftige relatie, en Stef lijkt dé man met de sleutel tot mijn vrijheid.

Ik ben nog niet begonnen. Nog niet helemaal over de streep. Maar Stef klinkt zo enthousiast dat ik mezelf al half zie rondlopen met een speklap in de ene hand en een biefstuk in de andere. Alleen… hij waarschuwt ook: de eerste twee weken kunnen pittig zijn. “Je lijf gaat afkicken van koolhydraten. Je kunt je moe voelen, een beetje grieperig zelfs. Dus als je kunt, zorg dat je agenda even wat rustiger is.”

Rustiger. Dat is een mooi idee. Maar mijn agenda zit de komende maanden ramvol. Werken, spelen, schrijven, reizen—er is nauwelijks een moment waarop ik me zonder schuldgevoel als een uitgeputte carnivoor op de bank kan laten zakken. Dus wat doe ik? Wacht ik tot ik een rustiger periode heb om erin te duiken, of begin ik gewoon ergens, wetende dat ik ondertussen mijn dagen moet doorstaan met een lichaam dat protesteert tegen de afwezigheid van brood, rijst en zelfs dat ene druppeltje sladressing?

Ik ben in ieder geval al gestopt met Ozempic. Geen spuitjes meer, geen hoop op een farmaceutisch wonder. Het is nu helemaal aan mij. Ga ik nog een paar maanden door op de oude voet, langzaam verder uitdijend? Of spring ik erin en vertrouw ik op Stef en zijn belofte dat ik me uiteindelijk beter ga voelen dan ooit?

Ik heb nog geen antwoord. Maar ik moet toegeven: een leven zonder suikerdips en cravings klinkt verdomd aantrekkelijk. Misschien moet ik gewoon op een ochtend een kilo rundergehakt bakken en opeten en kijken hoe dat voelt.