10.000 stappen
Weet je nog die glorieuze dag dat je je nieuwe smartphone in je handen kreeg? Het was een technologisch wonder met alles erop en eraan: een camera met zoveel megapixels dat je vakantiefoto’s op Instagram nog meer likes krijgen, een super goede batterij die het nét niet redt tot het einde van de dag, en… de stappenapp. Want niets zegt “ik ga mijn leven radicaal omgooien” als een app die bijhoudt hoeveel je beweegt.
De heilige graal? 10.000 stappen per dag. De eerste keer dat ik dat getal zag, dacht ik dat het een grap was. Ik bedoel, wie heeft dat getal eigenlijk verzonnen? Is er een of andere verlichte fitnessgoeroe in de Himalaya die fluisterde: “10.000 stappen, mijn kind. Dat is de sleutel tot alles”? Ik vraag het me af, want de meeste dagen is het al een uitdaging om 100 stappen te zetten zonder te struikelen over je eigen voeten.
Maar goed, daar ga je dan, met goede moed en je app die je elke stap nauwkeurig bijhoudt alsof je een topsporter bent. Het begint fantastisch. De eerste dagen loop je enthousiast door het huis heen en weer, doe je expres drie keer boodschappen en laat je je hond een extra blokje om gaan. “10.000 stappen? Makkie!” denk je vol zelfvertrouwen.
En dan komt de realiteit.
Want na een paar dagen blijkt het toch wel een dingetje te zijn, dat stap-doel. Je hebt een drukke baan, je moet je denkbeeldige kinderen van school halen en dan is er ook nog Netflix die naar je lonkt met de nieuwste serie. Die 10.000 stappen haal je niet elke dag. Sterker nog, het is een goede dag als je er 4.000 hebt gehaald.
En dan begint de onderhandelfase. “Misschien is 10.000 stappen een beetje ambitieus,” zeg je tegen jezelf, terwijl je zuchtend op de bank zit en je de app openklikt. “Wat als ik het bijstel naar 7.000? Dat is nog steeds gezond, toch?” Je geeft jezelf een schouderklopje voor deze briljante oplossing en met frisse moed ga je de volgende dag van start.
Maar, al snel merk je dat zelfs die 7.000 stappen nog niet vanzelf gaan. Sommige dagen zijn gewoon niet gemaakt om actief te zijn. Hoeveel je ook heen en weer loopt naar de koelkast of je probeert te doen alsof je op je denkbeeldige kantoor superveel beweegt door vaak koffie te halen, je komt vaak niet verder dan een miezerige 3.500 stappen. En dat is op een goede dag. Je neemt zelfs een hond om het aantal stappen te verhogen maar de veel te dure toypoodle die je hebt aangeschaft blijkt ook niet echt een lange afstand loper.
De stappenapp begint je ondertussen subtiel te pesten. Je telefoon trilt om vier uur ‘s middags. “Je hebt nog 4.526 stappen te gaan om je doel te halen vandaag!” Bedankt, telefoon. Echt heel motiverend. Ondertussen denk ik: als ik nu naar de supermarkt ren, achteruit terugkom, en dan nog een paar keer rond mijn woonkamer dans, dan kom ik misschien in de buurt. Maar wie probeer ik voor de gek te houden?
Op een dag besloot ik iets nieuws te proberen. Ik vroeg een vriend om mee te doen. Want wat is er motiverender dan een beetje gezonde competitie, toch? Na twee dagen bleek hij zijn stappen bij te vullen door zijn telefoon aan zijn hond te binden. Het mag dan een herdershond zijn maar is het nou serieus zo dat zelfs een hond die 10.000 stappen makkelijker haalt dan ik?
Conclusie? De stappenapp is een mooi idee, maar in de praktijk voelt het als een constante herinnering aan mijn falen om te voldoen aan onrealistische verwachtingen. Misschien moet ik gewoon tevreden zijn met het feit dat ik elke dag überhaupt opsta en beweeg. En als dat maar 4.000 stappen zijn, so be it.
Of ik stel mijn doel gewoon bij naar 3.000. Dan kan ik iedere dag wat dopamine scoren als ik het bericht op mijn telefoon zie: “stappendoel gehaald!”